Isolatiemetingen voor elektrische installaties

Zorg ervoor dat ze gedaan worden!

In elk bestuur zorgt elektriciteit voor potentiële risico's waaraan werknemers kunnen blootgesteld worden. Elektrische installaties zijn onderworpen aan strikte reglementen en controles. Het doel moet zijn de werknemers te beschermen tegen de risico’s verbonden aan een elektrische installatie en het gebruik ervan. De isolatieweerstand is de weerstand tussen een geleider van een elektrische installatie en de aarde. Hoe beter (hoger) de isolatieweerstand is, des te kleiner een lekstroom (= spanning op onderdelen waar die niet mag zijn, met elektrocutie, dood tot gevolg) kan zijn. 

De isolatieweerstand is van bijzonder belang bij het voorkomen van schade aan eigendommen en persoonlijk letsel en voor de bedrijfsveiligheid van elektrische installaties en apparatuur. Enerzijds vormt de isolatieweerstand de basis voor de bescherming van personen en installaties, anderzijds dient hij als een belangrijke indicator voor de kwalitatieve staat van een elektrische installatie. Bij een isolatiemeting wordt er even een hogere spanning op de installatie gezet om lekken op te sporen.

Wettelijk kader

Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk
Titel 2 van boek III van de codex
Boek 1 van 8 september 2019 betreffende de elektrische installaties op laagspanning en op zeer lage spanning (wisselspanning ≤ 1000 V en gelijkspanning met en zonder rimpel ≤ 1500 V). Het oude AREI uit 1981 is vervangen door de nieuwe versie 2020. 

Eerste controle (ook gelijkvormigheidsonderzoek genaamd): nagaan of de risicoanalyses werden uitgevoerd en/of de installatie voldoet aan de minimale voorschriften. Periodieke controle: heeft als doel om het behoud van conformiteit van de installatie na te gaan. Twee metingen worden verplicht gesteld: de isolatiemeting en de meting van de verspreidingsweerstand van de aardverbindingen.

Onderafdeling 6.4.5.1. Isolatiemeting
Algemene regel
De isolatieweerstand van de actieve delen t.o.v. de aarde en van de actieve delen onderling moet minstens 1000 maal de testspanning in gelijkstroom bedragen.

Meetwijze

  1. De isolatieweerstand moet bij gelijkspanning gemeten worden met meettoestellen die de vereiste testspanning onder een stroomsterkte van 1 tot 5 mA kunnen leveren.
  2. De testspanning in gelijkstroom is af te leiden uit de tabel 6.1. van onderafdeling 6.4.5.1.; deze bedraagt 250 V, 500 V of 1000 V volgens de opgegeven omstandigheden.
  3. Voor iedere gemeten stroombaan zijn de gebruikstoestellen afgeschakeld.
  4. De metingen worden uitgevoerd door een erkend keuringsorganisme. (De controle van elektrische installaties wordt uitgevoerd door een Externe Dienst voor Technische Controle (EDTC), in het AREI een erkend organisme genaamd.)

Soms lezen we op keuringsverslagen van het erkend keuringsorganisme dat de meting van de isolatie niet kon uitgevoerd worden wegens de bedrijfscontinuïteit. Immers voor iedere gemeten stroombaan moeten de gebruikstoestellen afgeschakeld worden en toestellen of elektronica kunnen beschadigd raken bij blootstelling aan hogere dan normale spanningen. 

Om er dus voor te kunnen zorgen dat de elektrische installatie gekeurd en veilig is, dient er goed met het erkend keuringsorganisme afgesproken te worden wanneer en hoe deze periodieke controles best uitgevoerd worden. Inspectiediensten beschouwen het niet goed uitvoeren van controles als een inbreuk.